Het verzoek
Op 29 december 2017 heeft verzoekster een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”) in verband met een naar de mening van verzoekster onterecht aan haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. Verzoekster vindt dat zij door de gemeente Eindhoven onredelijk en onbillijk is behandeld. Verzoekster heeft aan de Ombudscommissie gevraagd haar klacht te onderzoeken.
Bevoegdheid, kenbaarheid en behandelingsplicht
Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: “Awb”), is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de gemeente Eindhoven (hierna: “de gemeente”) eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De gemeente moest dus eerst de klacht van verzoekster zelf behandelen voordat de Ombudscommissie de klacht kon onderzoeken. Bij brief van 20 december 2017 heeft de gemeente verzoekster in kennis gesteld van haar oordeel ten aanzien van de klacht. Hiermee is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste.
Procedure
Op 22 januari 2018 heeft verzoekster per e-mail aan de Ombudscommissie onderliggende stukken met betrekking tot de klacht doen toekomen. De gemeente heeft, eveneens per e-mail van 22 januari 2018, aan de Ombudscommissie stukken doen toekomen en inhoudelijk gereageerd op de klacht van verzoekster zoals ingediend bij de Ombudscommissie. Partijen zijn uitgenodigd voor een hoorzitting op 1 maart 2018. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten en meegedeeld dat de Ombudscommissie zich gaat beraden over het verzoek. Van de hoorzitting is een verslag opgesteld, dat op 29 maart 2018 tezamen met een concept verslag van bevindingen naar partijen is gestuurd. De gemeente heeft laten weten geen opmerkingen te hebben op het verslag van bevindingen. Verzoekster heeft niet meer gereageerd.
De Ombudscommissie meent thans een volledig beeld van de gang van zaken te hebben en komt in dit rapport tot haar eindoordeel.
De bevindingen van de Ombudscommissie
Het standpunt van verzoekster
De Ombudscommissie heeft kennisgenomen van het dossier en de ingekomen stukken tot aan het moment van de hoorzitting. De ingediende klachten houden verband met een volgens verzoekster onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en de ongegrondverklaring van het daartegen ingediende bezwaarschrift.
Tijdens de hoorzitting is expliciet aan verzoekster gevraagd te omschrijven en te duiden over welke gedragingen van de gemeente Eindhoven verzoekster een klacht heeft.
Verzoekster is het niet eens met het oordeel van de Afdeling Bezwaar, Beroep en Klachten van 20 december 2017, kenmerk KL-17-0390-001). Verzoekster vindt dat zij onredelijk en onbillijk behandeld is. Verzoekster stoort zich eraan dat er onjuiste verklaringen over haar zijn opgenomen, in het bijzonder dat zij boos zou zijn weggereden ten tijde van het uitschrijven van de betreffende boete.
Uit het dossier en hetgeen door verzoekster naar voren is gebracht, zijn kort en zakelijk weergegeven de volgende klachten te onderscheiden. Dit zijn:
- Verzoekster voelt zich nog steeds niet gehoord. Aan haar is onterecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Verzoekster heeft herhaaldelijk aangegeven dat de daarin opgenomen verklaring van de verbalisant een onjuiste weergave is van de feiten en mogelijk sprake is van een persoonsverwisseling.
- Het feit dat de klacht van verzoekster deels niet door de gemeente in behandeling is genomen omdat er een beroepsmogelijkheid is, betekent dat verzoekster een juridische procedure aanhangig zou moeten maken over een naheffingsaanslag ten bedrage van € 60,=. Omdat alleen al het griffierecht van een dergelijke procedure meer bedraagt, is de drempel om een procedure aanhangig te maken aanzienlijk verhoogd. Bovendien zou deze juridische procedure enkel zien op de boete wegens parkeren zonder geldig parkeerbewijs en niet tevens op de mogelijke persoonsverwisseling.
- De gemeente vaart blind op de bestaande gegevens in haar systeem. Omdat de verbalisant niet meer in dienst is, heeft de gemeente bij gebrek aan de mogelijkheid van controle (wederhoor) verzoekster in het ongelijk gesteld. De door verzoekster aangedragen feiten over waar zij het parkeerkaartje had gekocht en met welke reden, waren te achterhalen. Door de klachtbehandelaar was voorgesteld om bij gebrek aan de mogelijkheid tot wederhoor de helft van de opgelegde boete te vergoeden. Door de vakafdeling is daar “om haar moverende redenen” van afgezien. Voor verzoekster is niet duidelijk wat die redenen zouden zijn.
- In de uitspraak op het bezwaarschrift is aangegeven dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting werd opgelegd, mede omdat er digitaal geen parkeerbelasting was betaald. Verzoekster heeft het parkeerkaartje bij de betaalautomaat met contant geld betaald. Zij kan daardoor niet bewijzen dat zij het kaartje zelf heeft gekocht. Als het tot een discussie komt met de gemeente, legt de burger het af.
Het standpunt van de gemeente
De gemeente heeft in haar reactie van 22 januari jl. op de hierboven genoemde punten 1 t/m 4 gereageerd.
Ten aanzien van punt 1 stelt de gemeente dat nergens uit blijkt dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling. Daar kan “technisch” gezien geen sprake van zijn. De parkeercontroleur had wellicht hierover meer duidelijkheid kunnen geven, maar als gevolg van ernstige gezondheidsredenen is zij niet meer werkzaam bij de gemeente. Volgens de teamleider is het niet mogelijk haar nog te benaderen voor het horen van haar kant van het verhaal.
Punt 2 betreft de “onjuiste beoordeling bezwaarschrift”. Verzoekster geeft aan niet naar de rechter te willen in verband met de griffiekosten. Het is niet aan een klachtbehandelaar om de rechtmatigheid van een boete te toetsen.
Punt 3: verzoekster is niet in het ongelijk gesteld in het oordeel over haar klacht. De gemeente heeft zich met reden onthouden van een oordeel op dit onderdeel van haar klacht. Vanuit de klachtbehandelaar is nog wel een coulancevoorstel gedaan naar de vakafdeling[1]. Het is aan de vakafdeling om hier wel of niet voor te kiezen. Zij wilden niet ingaan op het voorstel omdat zij zich houden aan de feiten die zijn getoetst in een al gelopen bezwaarprocedure.
Ten aanzien van punt 4 merkt de gemeente op dat het aanname van verzoekster is dat een contante betaling niet als legitiem wordt gezien. Haar bezwaar is met reden ongegrond verklaard. Het is niet aan de klachtbehandelaar om dit te toetsen. Verzoekster kan dit besluit laten toetsen via een beroepsprocedure.
Tijdens de hoorzitting heeft de voormalige parkeercontroleur die destijds verzoekster heeft geverbaliseerd, een toelichting gegeven op de betreffende, door haar uitgeschreven boete. Door omstandigheden buiten de invloedssfeer van de voormalige parkeercontroleur en de gemeente, was daarvoor tot aan de hoorzitting geen gelegenheid. In aanvulling op de schriftelijke reactie van de gemeente van 22 januari 2018 heeft de parkeercontroleur verklaard dat zij verzoekster herkende. Zij bleef echter bij haar verklaring en weergave van de feiten als opgenomen in de naheffingsaanslag parkeerbelasting en betwistte dat van een persoonsverwisseling sprake is geweest.
De gemeente en de voormalige parkeercontroleur hebben uitleg gegeven van de technische procedure die wordt gevolgd bij het uitschrijven van een boete (scannen, invoeren tekst, 3 foto’s) en die zodanig is ingericht dat van een verwisseling van boetes geen sprake kan zijn. Bij het blokkeren of seponeren van een boete wegens het (alsnog) tonen van een geldig ticket, wordt ook een foto van het ticket gemaakt en bijgevoegd. Als er contact is met iemand aan de parkeermeter, noteert de parkeercontroleur dat gesprek eveneens in het systeem met het oog op een eventuele bezwaarschriftprocedure.
Verzoekster heeft aangegeven dat het verhaal van de voormalige parkeercontroleur correct is tot het moment waarop zij bezig was met het uitschrijven van de bon. Zij heeft meteen na ontvangst van de naheffingsaanslag telefonisch contact opgenomen met de gemeente en aangegeven dat sprake was van een persoonsverwisseling. Door de gemeente was daar nooit een antwoord op gekomen.
De gemeente heeft uitgelegd dat de uitspraak op het bezwaar van verzoekster was gebaseerd op de verklaring van de parkeercontroleur bij het uitschrijven van de boete dat verzoekster boos is weggereden, alsmede op het feit dat er (daardoor) slechts één foto voorhanden was.
Wijze van beoordeling
De Ombudscommissie dient te beoordelen of de klachtbehandeling door de gemeente, zoals uiteengezet is in de brief van 20 december 2017, jegens verzoekster behoorlijk is geweest. De Ombudscommissie toetst het handelen van de gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).
De Ombudscommissie doet echter geen onderzoek naar feiten en omstandigheden die verband houden met het opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Daarvoor gelden andere procedures, namelijk die van de bezwaarprocedure bij de gemeente en, indien men het niet eens is met de uitspraak op bezwaar, de beroepsprocedure bij de rechtbank. De gemeente heeft verzoekster geïnformeerd over en verwezen naar de mogelijkheid van bezwaar en beroep in verband met de aan haar opgelegde parkeerboete.
Indien een bezwaar dan wel een beroep tegen een besluit van de gemeente kan c.q. kon worden ingediend, is de Ombudscommissie niet bevoegd om over het geschil een oordeel uit te spreken.
Beoordeling
De door verzoekster ingediende klachten c.q. klachtonderdelen zien op feiten en omstandigheden die in de door haar aanhangig gemaakte bezwaarschriftprocedure aan de orde zijn gesteld en ten aanzien waarvan uitspraak is gedaan. Voor zover verzoekster het niet eens was met deze uitspraak, had zij daartegen beroep kunnen instellen bij de rechtbank. Dat zij van die mogelijkheid om haar moverende redenen geen gebruik heeft gemaakt, laat onverlet dat de Ombudscommissie niet bevoegd is om een onderzoek in stellen naar het onderliggende geschil.
Conclusie
De Ombudscommissie verklaart zich ten aanzien van de door verzoekster ingediende klacht(onderdelen) onbevoegd.