Rapport 6 september 2022: Klacht over informatieverstrekking rond verlengen van parkeervergunning

Het verzoek
Op 11 april 2022 heeft mevrouw  (hierna: “Verzoeker’) een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”). Verzoeker is het niet eens met de afhandeling van haar klacht door de gemeente Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) zoals verwoord in het oordeel van 1 februari 2022. Haar klacht is gericht tegen de informatieverstrekking rond het verlengen van een parkeervergunning, het niet leveren van maatwerk en gedragingen met betrekking tot het ingediende verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob-verzoek). Verzoeker heeft aan de Ombudscommissie gevraagd haar klacht te onderzoeken. 

Bevoegdheid, kenbaarheid en behandelingsplicht
Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: “Awb”), is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de Gemeente eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De Gemeente moest dus eerst de klacht van Verzoeker zelf hebben behandeld vóórdat de Ombudscommissie de klacht kon onderzoeken. Op 12 april 2021 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de Gemeente. De Gemeente heeft het onderzoek naar aanleiding van deze klacht afgesloten met het oordeel van de Gemeente bij brief aan Verzoeker van 1 februari 2022. Daarmee is aan het kenbaarheidsvereiste ten aanzien van Verzoeker voldaan.

Volledigheidshalve merkt de Ombudscommissie op, dat, indien een bezwaar dan wel een beroep tegen een besluit kan worden ingediend, de Ombudscommissie niet verplicht is een oordeel over het geschil uit te spreken (art. 9:23 Awb). Gelet op de inhoud van het verzoek, is daarvan sprake ten aanzien van de onderdelen met betrekking tot het Wob-verzoek en de naheffingsaanslag.

Procedure
Op 11 april 2022 heeft Verzoeker digitaal een klacht ingediend bij de Ombudscommissie gericht tegen de informatieverstrekking door de Gemeente rond het verlengen van een parkeervergunning, het niet leveren van maatwerk bij het oplossen van onbedoelde en ongewenste consequenties van beleid en tegen gedragingen rondom het Wob-verzoek.

Per brief van 24 mei 2022 heeft de Gemeente haar reactie op de door Verzoeker aan de Ombudscommissie voorgelegde klacht doen toekomen.

Partijen zijn uitgenodigd voor een hoorzitting op 14 juni 2022. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten en meegedeeld dat de Ombudscommissie zich gaat beraden over het verzoek.

De bevindingen van de Ombudscommissie
 

Het standpunt van Verzoeker
De Ombudscommissie heeft kennisgenomen van het dossier en de ingekomen stukken. De ingediende klacht houdt verband met de communicatie en handelswijze van de Gemeente met betrekking tot het verlengen van parkeervergunningen.

Verzoeker heeft bij de Ombudscommissie haar klacht in 3 punten als volgt samengevat.

*Wat doet de gemeente volgens verzoeker niet goed?
1. gebrekkige informatievoorziening rond verlening parkeervergunning;
2. niet leveren van maatwerk bij het oplossen van onbedoelde en ongewenste consequenties van beleid;
3. gedragingen rondom de beantwoording van het Wob-verzoek.

Verzoeker wil met haar klacht het volgende bereiken:

  • dat de Gemeente een meer servicegerichte benadering hanteert bij het verlengen van             parkeervergunningen;
  • restitutie van één of beide naheffingsaanslagen.

De klachtonderdelen kunnen als volgt (samengevat) worden weergegeven.

1. Onderdeel A (Gebrekkige informatievoorziening rond verlening parkeervergunning)
Verzoeker is van mening dat de Gemeente onvoldoende heeft gedaan om op een servicegerichte wijze invulling te geven aan haar informatieplicht. De gemeente heeft daarmee naar het oordeel van verzoeker de kernwaarde 'open en eerlijk' en de behoorlijkheidsnorm 'goede informatieverstrekking' geschonden. Hiertoe voert ze aan dat het e-mailbericht d.d. 23 november 2020, zonder inhoud en verwijzing naar de bijlage, met daarin een herinnering om de parkeervergunning te verlengen op een zodanige wijze verzonden is dat deze in de spam-box is beland. Hierdoor was ze zich er niet van bewust dat de vergunning verlengd moest worden. De Gemeente had eind december 2020 moeten opmerken dat veel vergunninghouders hun vergunning nog niet verlengd hadden. Hierin had de Gemeente aanleiding moeten zien om alsnog een brief of e-mailbericht aan de betreffende vergunninghouders te zenden. Begin 2021 zijn er boetes in andere wijken uitgedeeld. Ook op dat moment had duidelijk moeten zijn voor de gemeente dat er iets verkeerd is gegaan in de informatieverstrekking en hadden ze de bewoners van andere wijken kunnen informeren. Ook de ambtenaren belast met het toezicht op het parkeren hadden, gezien de omvang van het aantal naheffingsaanslagen, moeten opmerken dat er iets verkeerd is gegaan in de informatievoorziening

Het feit dat de Gemeente eind 2021 via brief vergunninghouders heeft gewezen op het eindigen van de geldigheid van de parkeervergunning per 31 december 2021 sterkt haar in de overtuiging dat de informatievoorziening beter had gekund. Ze betreurt het voornemen om deze service aan het einde van het jaar niet te verlenen.

2. Onderdeel B (niet leveren van maatwerk bij het oplossen van onbedoelde en ongewenste consequenties van beleid m.b.t. uitschrijven parkeerboetes)
Verzoeker is verder van mening dat de Gemeente onvoldoende heeft gedaan om onbedoelde of ongewenste consequenties te voorkomen. De gemeente heeft daarmee naar het oordeel van verzoeker de kernwaarde 'betrokken en oplossingsgericht' en meer specifiek de behoorlijkheidsnorm 'maatwerk' geschonden. Het uitdelen van parkeerboetes is bedoeld om de parkeeroverlast te beperken. Het is niet bedoeld om bewoners van het vergunningsgebied op kosten te jagen, als zij vergeten zijn hun vergunning tijdig te verlengen. Ze geeft aan te goeder trouw te hebben gehandeld en betreurt dat bewoners van een vergunningsgebied meerdere boetes kunnen krijgen, voordat zij beseffen dat de vergunning niet (automatisch) verlengd is.

 3. Onderdeel C (gedragingen rondom het Wob-verzoek)
Begin mei 2022 heeft verzoeker een Wob-verzoek ingediend. Hiermee werd beoogd zicht te krijgen op het aantal bewoners van de vergunningsgebieden dat zich geconfronteerd ziet door naheffingsaanslagen als gevolg van het niet tijdig verlengen van hun parkeervergunning in de periode 2018 tot en met 10 mei 2021. Ze vermoedt dat het aantal gedupeerden groot is en wordt gesterkt in dit vermoeden door een publicatie in het Eindhovens Dagblad van 18 januari 2021. De beantwoording van het verzoek heeft niet tijdig plaatsgevonden, pas op 24 december 2021 is een reactie ontvangen. De gevraagde gegevens worden niet verstrekt.

Het standpunt van de Gemeente

De gemeente heeft per brief van 24 mei 2022 gereageerd op de klacht van Verzoeker zoals ingediend bij de Ombudscommissie. De gemeente verwijst daarbij ook naar het oordeel namens het College van Burgemeester en Wethouders van 1 februari 2022 in het kader van de eerstelijns klachtbehandeling.

Het verweer van de Gemeente is als volgt weergegeven.

Ad 1. Onderdeel A
De gemeente geeft aan al sinds 2018 geen brieven meer te versturen om inwoners te informeren over het verlengen van de parkeervergunning, maar te volstaan met het verstrekken van informatie per e-mail aan de burgers van wie een emailadres bekend is. Dit is een keuze in beleid. Verzoeker heeft vanaf 18 maart 2019 een parkeervergunning. Op zowel het aanvraagformulier als op de toegekende vergunning worden de begin- en einddatum vermeld. Op 20 november 2019 is verzoeker per e-mailbericht geïnformeerd over de verlenging van haar parkeerkaart voor 2020. Verzoeker heeft die vergunning op 21 november 2019 verlengd. In de vergunning van 21 november 2019 staan de begin- en einddatum van de vergunning voor het jaar 2020 vermeld. Verzoeker is zelf verantwoordelijk om tijdig de vergunning te verlengen.

Op 23 november 2020 is verzoeker op dezelfde wijze als het jaar daarvoor geïnformeerd over de verlenging van haar parkeervergunning. Verzoeker erkent de ontvangst van het e-mailbericht van 23 november 2020. De gemeente vindt dat Verzoeker zelf verantwoordelijk is voor het uitlezen van haar e-mailberichten, ook ten aanzien van e-mailberichten die in de spamfilter terecht zijn gekomen.

De gemeente correspondeert in beginsel per e-mail, mits het e-mailadres van betrokkene bekend is. Eind 2021 heeft de gemeente de betrokkenen per brief geïnformeerd. Dit om betrokkenen te informeren over een nieuwe werkwijze waarbij er een scanauto wordt ingezet bij het uitvoeren van parkeercontroles. Dat kan tot gevolg hebben dat er meerdere boetes worden verbeurd voordat betrokkenen opmerken dat hun vergunning niet tijdig is verlengd, omdat er geen bon meer achter de ruitenwisser wordt geplakt.

De gemeente is van mening dat zij op een goede manier informatie heeft verstrekt. Zowel bij de aanvraag als bij de verlening van de vergunning wordt steeds een einddatum vermeld. Ook wordt jaarlijks in november een attenderingsmail verzonden. Daarmee is naar haar mening voldaan aan haar informatieplicht en is de informatieverstrekking niet onbehoorlijk.

De gemeente acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad 2. Onderdeel B
De Gemeente heeft in haar oordeel van 1 februari 2022 opgemerkt dat verzoeker tegen de naheffingsaanslag van 30 januari 2021 bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar is ongegrond verklaard en er is niet tegen dat besluit in beroep gegaan. Verzoeker heeft de gelegenheid gehad om tegen de naheffingsaanslagen bezwaar en beroep in te dienen. De Gemeente heeft in haar oordeel besloten dit deel van de klacht op grond van artikel 9:8 Awb niet in behandeling te nemen.

In haar verweerschrift heeft de Gemeente geen (nieuwe) opmerkingen gemaakt, omdat de Ombudscommissie al aan verzoeker en de Gemeente heeft medegedeeld dat zij op grond van artikel 9:22 Awb op dit onderdeel onbevoegd is.

Ad 3. Onderdeel C
Dit onderdeel is niet besproken in het oordeel van de Gemeente van 1 februari 2022. Dit onderdeel wordt voor het eerst aangehaald in het verzoek aan de Ombudscommissie.

De gemeente heeft in haar verweerschrift geen opmerkingen gemaakt, omdat de Ombudscommissie al aan verzoeker en de Gemeente heeft medegedeeld dat zij op dit onderdeel onbevoegd is.

Hoorzitting
Op 14 juni 2022 heeft de hoorzitting plaatsgevonden. Verzoeker is verschenen. Aan de zijde van de gemeente waren aanwezig mevrouw        (klachtbehandelaar) en mevrouw      (beleidsmedewerker parkeren). Verzoeker en de gemeente zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten mondeling toe te lichten.

De overwegingen van de Ombudscommissie

Wijze van Beoordeling
De Ombudscommissie beoordeelt of (een of meer medewerkers van) het bestuursorgaan zich in de door haar onderzochte aangelegenheid al dan niet behoorlijk heeft/hebben gedragen. De Ombudscommissie toetst het handelen van de Gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).

De Ombudscommissie beperkt zich tot het inhoudelijke kader van de door Verzoeker ingediende en door de Ombudscommissie in behandeling genomen klacht(onderdelen). Nieuwe klachten of klachten over beleid dan wel beleidsuitvoering in het algemeen, vallen buiten de beoordelingsbevoegdheid van de Ombudscommissie en worden om die reden buiten beschouwing gelaten.

Overwegingen:

Ten aanzien van klachtonderdeel A:
De Ombudscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of de informatievoorziening rond het verlenen van de parkeervergunning behoorlijk is geweest.

De Ombudscommissie dient te beoordelen of het aantal momenten waarop de gemeente verzoeker heeft geïnformeerd behoorlijk is. De commissie stelt vast dat de gemeente vergunninghouders informeert over de looptijd van de vergunning bij het indienen van de aanvraag en bij het verlenen van de parkeervergunning. Dit gebeurt door het opnemen van een begin- en einddatum. Verder verstuurt de gemeente jaarlijks in november een e-mailbericht om vergunninghouders te attenderen op het naderende einde van de vergunning en de mogelijkheid deze te verlengen. Vergunninghouders hebben dan nog ruim een maand om hiervan kennis te nemen en hun vergunning voor het komende jaar aan te vragen. Verzoeker heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Bovendien heeft de gemeente ter zitting verklaard dat er in de eerste twee weken van het nieuwe jaar geen boetes worden uitgedeeld. De Ombudscommissie is van mening dat deze werkwijze niet onbehoorlijk is. Bovendien is Verzoeker nogmaals geattendeerd op de noodzaak om de parkeervergunning te verlengen door het artikel dat gepubliceerd is in het Eindhovens Dagblad *)

Dat de gemeente een hogere servicegerichtheid kan bereiken door ook op andere momenten informatie per brief of e-mail te verstrekken of door systemen te koppelen, betekent niet dat zij hiertoe op basis van de behoorlijkheidsnormen gehouden is. De Ombudscommissie dient voorts te beoordelen of de vorm en inhoud van het herinneringsbericht behoorlijk is. Verzoeker heeft bij het invullen van de aanvraag voor de parkeervergunning ingestemd met het gebruik van het door haar opgegeven e-mailadres voor correspondentie met betrekking tot die parkeervergunning.  

*) E. Jansen, 'Parkeervergunning vergeten te verlengen? Dan geen pardon, een bon!', Eindhovens Dagblad, 17 januari 2021.

Verzoeker heeft op 20 november 2019 voor het eerst een attenderingsbericht per e-mail ontvangen. In de klacht van 12 april 2021 bevestigt verzoeker dat dit bericht haar heeft aangezet tot het aanvragen van de parkeervergunning voor het jaar 2020. Uit het dossier blijkt dat e-mailbericht d.d. 23 november 2020, zonder inhoud en verwijzing naar de bijlage is verstuurd. De herinnering om een nieuwe parkeervergunning aan te vragen, zat in de bijlage en is op gelijke wijze als het bericht uit november 2019 toegezonden aan verzoeker. Het laatstgenoemd bericht is door verzoeker ontvangen, maar niet opgemerkt doordat deze in de spamfilter is beland. Uit het dossier en ook ter zitting is niet gebleken dat dit veroorzaakt is door het handelen van gemeente. De gemeente heeft immers op eenzelfde wijze als in het voorgaande jaar gehandeld. 

De enkele omstandigheid dat de bijlage met daarin het herinneringsbericht in een minder gebruikelijk bestandformaat (.rtf) staat, maakt niet dat het op deze wijze verzenden van het bericht onbehoorlijk is. Immers het bestand kon door verzoeker worden geopend. Hetzelfde geldt voor de keuze om het herinneringsbericht als bijlage toe te voegen aan een e-mailbericht zonder begeleidende tekst en met enkel een ingevuld onderwerpregel. Naar de mening van de Ombudscommissie is zowel de vorm als de inhoud van het herinneringsbericht niet onbehoorlijk. Nogmaals wordt opgemerkt dat in het feit dat de informatieverstrekking wellicht verbeterd kan worden, niet per definitie betekent dat deze wijze van informatievoorziening onbehoorlijk is. 

In het overige dat is aangevoerd ziet de commissie geen aanleiding voor een ander oordeel.

Resumerend is de Ombudscommissie dan ook van mening dat de gemeente zich op een behoorlijke en servicegerichte wijze actief heeft ingezet om de informatie die van belang is tijdig en op eigen initiatief aan verzoeker te verstrekken. Verzoeker heeft het bericht niet tijdig opgemerkt, doordat de berichten in de spamfilter niet werden geopend. Uiteraard staat het verzoeker vrij om berichten in de spamfilter te negeren, echter de daaruit voortvloeiende risico's komen voor rekening en risico van verzoeker (Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 08 september 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:15265).

Ten aanzien van dit onderdeel van de klacht luidt het oordeel: Ongegrond

Ad 2. Onderdeel B (niet leveren van maatwerk bij het oplossen van onbedoelde en ongewenste consequenties van beleid)

Verzoeker is het niet eens met de twee opgelegde naheffingsaanslagen. Tegen beide besluiten heeft bezwaar- en/of beroep open gestaan. De Ombudscommissie is op grond van artikel 9:23 onderdeel f van de Awb niet verplicht een onderzoek in te stellen of voort te zetten tegen de gedragingen die zien op dit onderdeel. Alleen in bijzondere gevallen wijkt de Ombudscommissie af van dit uitgangspunt en wordt er een onderzoek ingesteld of voortgezet. Van zo’n bijzonder geval is naar het oordeel van de Ombudscommissie hier geen sprake.

Ten aanzien van dit onderdeel onthoudt de Ombudscommissie zich van een oordeel.

Ad 3. Onderdeel C
Verzoeker kan zich niet verenigen met de beslissing op het Wob-verzoek. Tegen een dusdanige beslissing kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Op grond van artikel 9:23 Awb is de Ombudscommissie ook op dit onderdeel niet verplicht een onderzoek in te stellen. Ook ten aanzien van dit onderdeel zijn er naar het oordeel van de Ombudscommissie geen bijzondere omstandigheden.

Ten aanzien van dit onderdeel onthoudt de Ombudscommissie zich van een oordeel.

Het oordeel van de Ombudscommissie

Op grond van voornoemde overwegingen is de Ombudscommissie van oordeel dat:

  • de klacht van Verzoeker met betrekking tot de informatieverstrekking rond het verlengen van de parkeervergunning ongegrond is;
  • de Ombudscommissie onthoudt zich van een oordeel is ten aanzien van de klacht van Verzoeker met betrekking tot de naheffingsaanslagen;
  • de Ombudscommissie onthoudt zich ook van een oordeel voor zover de klacht gericht is tegen de behandeling van het Wob-verzoek.

Eindhoven, 6 september 2022,

De Ombudscommissie Eindhoven