Rapport 13 januari 2020: klacht over gebrek aan transparantie over de rol van sociaal rechercheur en over partijdigheid bij klachtafhandeling

Eindrapport van de Ombudscommissie Eindhoven met betrekking tot het verzoekschrift van XXXX

De werkwijze

Op 27 september 2019 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”).  Verzoeker is het niet eens met de afhandeling van zijn klacht door de gemeente  Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) van 25 september 2019.  Op 9 oktober 2019 heeft verzoeker zijn klacht per e-mail nader toegelicht.  Partijen zijn voorts uitgenodigd voor een hoorzitting die plaatsvond op 30 oktober 2019. Tijdens deze hoorzitting hebben partijen hun standpunten nader kunnen toelichten en hebben zij vragen van de Ombudscommissie beantwoord. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten. Na de hoorzitting hebben partijen een verslag van de hoorzitting ontvangen. De Ombudscommissie stelt thans de feiten vast door middel van onderhavig verslag van bevindingen. Partijen hebben tot twee weken na het verzenden van dit verslag de tijd om hierop te reageren. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. De Gemeente heeft op 12 december 2019 gereageerd. In onderhavig eindrapport komt de Ombudscommissie tot haar eindoordeel.

Het verzoek

De klacht van verzoeker vloeit voor uit de volgende situatie: Verzoeker heeft een aanvraag gedaan voor bijstand op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Op 24 juni 2019 heeft er in het kader van de herindicatie een intakegesprek plaatsgevonden met xxxxxxxxxx van de Gemeente. Bij dit gesprek was tevens xxxxxxx eveneens werkzaam bij Gemeente, aanwezig. De rol die xxxxxxxxx in dit gesprek had was die van toehoorder.  Het doel van dit gesprek was onder andere om informatie te verkrijgen ten aanzien van de feitelijke woon- en leefsituatie  in het kader van de herindicatie van verzoeker. De Gemeente acht een tweede gesprek noodzakelijk. Daarom wordt er op 9 juli 2019 door de Gemeente een uitnodiging verstuurd voor een vervolggesprek dat plaats zal vinden op 16 juli 2019 om 11:00 uur. In deze brief wordt slechts aangegeven xxxxxxxxxx als Specialist WMO namens de Gemeente zal verschijnen om dit gesprek te voeren. Bij aanvang van dit gesprek verschijnt naast xxxxxxxxxx  ook …….. ………. deelt nu -blijkens het gespreksverslag- mee, dat hij sociaal rechercheur in dienst van de Gemeente is en zal optreden als WMO Toezichthouder in de zin van artikel 5:11 Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: “Awb”). Verzoeker stelt zich op het standpunt dat xxxxxxxxx  zich tijdens het gesprek  van 24 juni 2019 niet als zodanig kenbaar heeft gemaakt. Verzoeker is hierdoor verrast en is van mening dat als hij de rol van xxxxxxxxx had geweten op 24 juni  2019, hij zich had laten bijstaan door een advocaat en wellicht andere antwoorden had gegeven. Daarbij stelt verzoeker dat er op 23 juli 2019 een rapport is verschenen waaruit volgt dat het team Bijzonder Onderzoek van de Gemeente vanaf 7 maart 2019 een bestuursrechtelijk onderzoek in de zin van artikel 5:11 Awb heeft gestart naar de feitelijke woon- en leefsituatie van verzoeker. Bij dit onderzoek was ……… als sociaal-rechercheur ook betrokken. Het feit dat xxxxxxxxxxx  zich tijdens het gesprek van 24 juni 2019 – en dus lopende dit onderzoek-  slechts kenbaar gemaakt heeft als toehoorder vindt verzoeker onbehoorlijk, niet transparant en niet integer.

Voorts is verzoeker van oordeel dat de klachtbehandelaar van de Gemeente xxxxxxxxxx, zijn klacht niet onpartijdig heeft behandeld blijkens de afhandelingsbrief van 25 september 2019.

Het toetsingskader

Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Awb, is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de Gemeente eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De Gemeente heeft bij schrijven van 25 september 2019 de klacht afgehandeld en daarmee heeft de Ombudscommissie vastgesteld dat aldus aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan.

De Ombudscommissie merkt voorts op dat zij een beperkte bevoegdheid heeft en enkel mag oordelen over een klacht indien deze gaat over én een gedraging én over het handelen of nalaten van (een ambtenaar) van de Gemeente.  De Ombudscommissie toetst het handelen van de Gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).

Volledigheidshalve merkt de Ombudscommissie op dat, indien een bezwaar dan wel een beroep tegen een besluit kan worden ingediend, de Ombudscommissie niet bevoegd is een oordeel over het geschil uit te spreken.  Gelet op de inhoud van het verzoek is daarvan geen sprake.

De Ombudscommissie acht zich gelet op vorenstaande bevoegd om beide klachtonderdelen van verzoeker in behandeling te nemen.

Het standpunt van verzoeker

De Ombudscommissie heeft kennisgenomen van het dossier en de ingekomen stukken tot en met het sluiten van de hoorzitting. Uit het dossier en hetgeen door verzoeker naar voren is gebracht tijdens de hoorzitting, zijn kort en zakelijk weergegeven de volgende klachten te onderscheiden:

  1. Verzoeker vindt het onbehoorlijk, niet transparant en niet integer dat xxxxxxxxx  zich tijdens het gesprek van 24 juni 2019 niet kenbaar maakte als sociaal rechercheur maar slechts als toehoorder terwijl er op dat moment een onderzoek liep waar verzoeker op dat moment niet van op de hoogte was;
  2. ……… heeft zich in haar rol als klachtbehandelaar niet onpartijdig opgesteld.

Het standpunt van de Gemeente

De Gemeente is van oordeel dat zij op grond van de WMO een taak heeft om te controleren of de geleverde zorg rechtmatig en doelmatig is. Dat laat onverlet dat de aanvrager op grond van artikel 2.3.8. WMO op verzoek of onverwijld informatie verschaft die nodig is om het recht op een voorziening te kunnen vaststellen of heroverwegen. Ten aanzien van verzoeker waren gerechtvaardigde twijfels over zijn woon- en leefsituatie waardoor een onderzoek is opgestart. De Gemeente benadrukt dat dit een bestuursrechtelijk onderzoek ex artikel 5:11 Awb is en er geen sprake is van een strafrechtelijk onderzoek. De Gemeente begrijpt dat de term Sociaal Rechercheur verwarrend zou kunnen overkomen. De Gemeente merkt voorts op dat een beoordeling van een herindicatie begint met een intakegesprek door een WMO specialist met als doel om middels open vragen de hulpvraag helder te krijgen en de aanvrager in de gelegenheid te stellen te voldoen aan de inlichtingenplicht. Naar het oordeel van de Gemeente is het niet relevant wie bij dit gesprek aanwezig is en door wie de vragen worden gesteld. Het is gebruikelijk dat dit gesprek met twee ambtenaren plaatsvindt waarbij bij de uitnodiging niet bekend is welke collega aanschuift. Bij de aanvang van het gesprek wordt er gevraagd of het voor de aanvrager akkoord is dat er een tweede ambtenaar bij zit.

xxxxxxxxxx is naar het oordeel van de Gemeente alleen wettelijk verplicht zich (on)gevraagd te legitimeren als hij zijn bevoegdheden inzet als Sociaal Rechercheur of als WMO Toezichthouder om inlichtingen te vorderen. In het gesprek van 24 juni 2019 was hiervan geen sprake. Om te voorkomen dat de gevraagde voorzieningen onrechtmatig zouden worden verstrekt, acht de Gemeente het gerechtvaardigd dat xxxxxxxxxx  en xxxxxxxxxx in het gesprek van 24 juni 2019 minder transparant zijn geweest in het verstrekken van informatie nu dit van invloed zou kunnen zijn op het rechtmatigheidsonderzoek.

Ten aanzien van de klacht tegen de klachtafhandeling door xxxxxxxxx  stelt de Gemeente zich op het standpunt dat zij de klacht behoorlijk heeft behandeld. De Gemeente volgt het standpunt van verzoeker op dit punt dan ook niet.

De beoordeling door de Ombudscommissie

De Ombudscommissie dient de klacht van verzoeker te beoordelen. De Ombudscommissie hanteert daarbij hetgeen hiervoor is aangegeven onder “De werkwijze” en “Het toetsingskader”.

De Ombudscommissie komt tot het volgende oordeel.

Ten aanzien van punt a:

Tussen partijen is niet in geschil dat in de uitnodigingsbrief ten aanzien van het intakegesprek op 24 juni 2019  en het vervolggesprek van 16 juli 2019, niet vermeld is dat er een tweede ambtenaar bij het gesprek aanwezig zou zijn. Er is enkel genoemd dat er een gesprek zou plaatsvinden met xxxxxxxxxx  De Ombudscommissie is van oordeel dat deze handelwijze in strijd is met de behoorlijkheidsnorm “Goede informatievoorziening”. De overheid dient ervoor te zorgen dat de burger de juiste informatie krijgt en dat deze informatie klopt en volledig duidelijk is. Het standpunt van de Gemeente dat het bij de uitnodiging vaak niet bekend is welke collega daadwerkelijk aanschuift, maakt het oordeel niet anders. Dat laat immers onverlet dat in de uitnodigingbrief al aangekondigd kan worden dat het gesprek niet met één ambtenaar maar met twee ambtenaren zal plaatsvinden om de burger niet onnodig te confronteren met verrassingen ter plekke en hij vooraf weet wat hem tijdens het gesprek te wachten staat.

Voorts acht de Ombudscommissie de handelwijze van de Gemeente in het gesprek van 24 juni 2019 in strijd met de behoorlijkheidsnorm “Transparantie”. Van de overheid mag een open houding verwacht worden. De overheid zorgt ervoor dat burgers inzicht kunnen hebben in procedures die tot beslissingen leiden. Daarbij hoort naar het oordeel van de Ombudscommissie ook duidelijkheid over de rollen die een ambtenaar heeft en op dat moment inzet. Te meer nu de Gemeente er zelf voor gekozen heeft om ambtenaren in te zetten in diverse rollen en daardoor- zoals zij zelf ook aangaf tijdens de hoorzitting-  dan mogelijk verwarring kan ontstaan. Blijkens het dossier was xxxxxxxxxx op 24 juni 2019 aanwezig als toehoorder, terwijl er een lopend bestuursrechtelijk onderzoek op grond van artikel 5:11 Awb plaatsvond waarbij xxxxxxxxx ook betrokken was. Op dat moment was dit onderzoek voor verzoeker niet bekend. Ook was op dat moment nog ongewis waar dit onderzoek uiteindelijk toe zou leiden. Blijkens het dossier is xxxxxxxxx tijdens het gesprek slechts voorgesteld als toehoorder, terwijl zijn rol in het hele dossier bezien meer omvattender was dan enkel het zijn van toehoorder.  Nu de Gemeente van oordeel is dat het in het kader van de inlichtingenplicht niet relevant is wie er bij het gesprek aanwezig zou zijn, is  het naar het oordeel van de Ombudscommissie niet te billijken dat xxxxxxxxxx zich niet op een transparante wijze heeft voorgesteld  aan verzoeker, die op dat  moment pas voor het eerst  geconfronteerd wordt met een tweede aanwezige ambtenaar die meerdere rollen binnen de Gemeente heeft.  Immers ook als aan verzoeker kenbaar was gemaakt dat xxxxxxxx binnen de gemeente meerdere rollen heeft, hij op die dag zijn rol als toehoorder inzette en in het voorkomende geval cq. als daar aanleiding toe is op een ander moment, geconfronteerd zou kunnen worden met een andere rol van xxxxxxx, had verzoeker evengoed inlichtingen dienen te verschaffen. De Ombudscommissie ziet dan ook niet in waarom de xxxxxxxxx niet op transparante wijze is voorgesteld tijdens het gesprek van 24 juni 2019. Ook had de Gemeente ervoor kunnen kiezen om in het kader van het transparant handelen een andere persoon die niet meerdere rollen in dit dossier had, als toehoorder in te zetten.

In zo verre acht de Ombudscommissie de klachtonderdelen gegrond.

De stelling van verzoeker dat xxxxxxxxx tijdens het gesprek van 24 juni 2019 niet integer  gehandeld zou hebben, volgt de Ombudscommissie niet.  Er is sprake van schending van de behoorlijkheidsnorm “Integriteit” als sprake is van het gebruik van bevoegdheden anders dan voor het doel waarvoor dit is gegeven. Hiervan is naar het oordeel van de Ombudscommissie niet gebleken nu xxxxxxx tijdens het intakegesprek de rol van toehoorder op zich heeft genomen en die rol vervulde. Toen later bleek dat er een vervolggesprek plaats moest vinden op 16 juli 2019, had xxxxxxx de rol van Toezichthouder WMO en vervulde hij die rol. Er is geen blijk van dat xxxxxx zijn desbetreffende rol onjuist of op dat moment voor een ander doel inzette. xxxxxx bleef trouw aan zijn rol op het specifieke moment waarop hij de rol moest inzetten. Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de Ombudscommissie dan ook ongegrond.

Ten aanzien van punt b:

De Ombudscommissie is van oordeel dat uit het dossier en dan met name uit de afhandelingsbief van 25 september 2019 en hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, niet gebleken is dat xxxxxxxx zich niet onpartijdig zou hebben opgesteld.  Dat xxxxxxx na bestudering van het dossier en de afweging van alle feiten en omstandigheden op sommige punten tot een andere conclusie is gekomen ten aanzien van het verminderd transparant handelen dan de Ombudscommissie, maakt niet dat zij het dossier niet met een open vizier en zonder vooroordelen zou hebben behandeld.  De Ombudscommissie acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Aanbevelingen

De Ombudscommissie beveelt de Gemeente aan om:

  • In uitnodigingsbrieven zo volledig mogelijk informatie op te nemen zodat de burger weet wat hem tijdens een gesprek te wachten staat, waarbij essentieel is dat duidelijk is wie de gesprekpartner(s) zijdens de gemeente is/zijn;
  •  Zoveel mogelijk te voorkomen dat een ambtenaar in meerdere rollen in hetzelfde dossier actief is ter bevordering van de transparantie. Daarnaast dient steeds duidelijk aan de burger gecommuniceerd te worden in welke rol de ambtenaar op dat moment opereert.

 Eindhoven, 13 januari 2020

De Ombudscommissie