Rapport 17 november 2025: Eindrapport Ombudscommissie Eindhoven met betrekking tot een verzoekschrift

Verzoeker heeft de door de medewerker van de gemeente in acht genomen zorgvuldigheid bij het op 22 april 2024 controleren van de door hem overgelegde documenten en naleving van de wettelijke voorgeschreven procedures opgevat als pesterij en/of discriminatie. Het beoordelen van brondocumenten door de ambtenaar is wettelijk voorgeschreven op grond van artikel 2.8.lid 2 wet BRP. Artikel 2.45 wet BRP geeft de ambtenaar expliciet bevoegdheid om inlichtingen te vragen bij buitenlandse gebeurtenissen. Van racisme of discriminatie is daarbij geen sprake.

Wijze van beoordeling

De Ombudscommissie beoordeelt of (één of meer medewerkers van) het bestuursorgaan zich in de door haar onderzochte aangelegenheid al dan niet behoorlijk heeft/hebben gedragen. De Ombudscommissie toetst het handelen van de gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).

Overwegingen

De Ombudscommissie doet niet aan feitenonderzoek. Ten aanzien van de klachtelementen, waarbij alleen kan worden uitgegaan van het woord van verzoeker tegen dat van verweerder, kan de Ombudscommissie niet anders dan zich onthouden van een oordeel.

Registratie echtscheiding – afspraak 22 april 2024

Verzoeker heeft de door de medewerker van de gemeente in acht genomen zorgvuldigheid bij het op 22 april 2024 controleren van de door hem overgelegde documenten en naleving van de wettelijke voorgeschreven procedures opgevat als pesterij en/of discriminatie. Het beoordelen van brondocumenten door de ambtenaar is wettelijk voorgeschreven op grond van artikel 2.8.lid 2 wet BRP. Artikel 2.45 wet BRP geeft de ambtenaar expliciet bevoegdheid om inlichtingen te vragen bij buitenlandse gebeurtenissen. Van racisme of discriminatie is daarbij geen sprake.

Dat het voor inwoners lastig kan zijn dat er meer contactmomenten nodig zijn, alvorens een registratie kan worden voltooid, is begrijpelijk. Verzoeker heeft blijk gegeven van irritatie over het feit dat zijn echtscheiding bij de tweede fysieke afspraak niet werd voltooid op basis van de door hem overgelegde documenten. Verzoeker heeft erkend dat hij daarnaast zijn persoonlijke opvattingen - ingegeven door zijn levenslange ervaring met mensen van een bepaalde achtergrond en geloofsovertuiging - een rol heeft laten spelen tijdens zijn gesprek met de medewerkers van de Afdeling Burgerzaken. Verzoeker heeft daarbij verschillende aannames gedaan op grond van uiterlijkheden.

Het is niet meer na te gaan wat op 22 april 2024 door wie, tegen wie en in welke bewoordingen is gezegd. Zowel verzoeker als verweerder schrijven zich jegens elkaar respectvol te hebben uitgelaten.

Wel constateert de Ombudscommissie dat de e-mail van verzoeker van 22 april 2024 getuigt van discriminerende en racistische uitlatingen en kwalificaties. 

Verzoeker verklaart dit zelf als een natuurlijke en menselijke reactie op de door hem ondergane vernedering in het bijzijn van andere bezoekers van de gemeente, meteen na zijn gesprek met de medewerkers van Burgerzaken. Wat er van die verklaring moge zijn, het is geen rechtvaardiging en zijn uitlatingen en kwalificaties zijn voor de Ombudscommissie onacceptabel. Bovendien blijft verzoeker zich ook na 22 april 2024 nog steeds van dergelijke uitlatingen en kwalificaties bedienen in zijn schriftelijke reacties op vragen van de Ombudscommissie. Verzoeker doet daarmee afbreuk aan zijn eigen geloofwaardigheid.

Duidelijk is dat het gesprek ook grote impact heeft gehad op de betrokken medewerker (de heer   ) van de afdeling burgerzaken. 

Voor wat betreft het advies van verweerder aan de Ombudscommissie om aan verzoeker een pandverbod op te leggen geldt dat het opleggen van een dergelijk verbod niet aan de Ombudscommissie is, maar aan verweerder zelf.

Verweerder, in de persoon van de heer     , heeft 4 dagen na de betreffende afspraak verzoeker uitgenodigd om de door hem bij gelegenheid van de afspraak meegenomen documenten per e-mail aan hem toe te sturen, zodat hij deze alsnog op de wettelijk voorgeschreven wijze kon beoordelen. Doordat het gesprek op 22 april 2024 escaleerde, kon deze beoordeling tijdens die afspraak niet worden uitgevoerd. Verzoeker is niet op deze uitnodiging ingegaan.

Opschonen gemeentelijk profiel

Verzoeker heeft gevraagd om opschoning van zijn gemeentelijk profiel, teneinde leugens of aantekeningen die hem schaden, te verwijderen. Aan dit verzoek ligt de stelling ten grondslag dat van dergelijke leugens of aantekeningen sprake is. Verzoeker geeft niet aan waar deze stelling op is gebaseerd.

Verweerder heeft zich in het geheel niet over dit verzoek of deze stelling uitgelaten.

Of er in een gemeentelijk profiel van verzoeker nu wel of niet sprake is van, zoals verzoeker stelt, leugens of aantekeningen, het uitblijven van welke reactie dan ook van verweerder op het verzoek van verzoeker om opschoning van zijn gemeentelijk profiel getuigt niet van een respectvolle of open en duidelijke houding.

De Ombudscommissie geeft verweerder in overweging om, in een situatie waarin sprake is van argwaan bij de burger over hetgeen over hem is geregistreerd, hem te wijzen op de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot inzage.

Het inschakelen van beveiliging

Verzoeker stelt dat het onnodig was voor verweerder om de beveiliging in te schakelen en hem voor het oog van andere bezoekers te laten begeleiden naar de uitgang. Verzoeker zou al bezig zijn geweest zijn documenten bij elkaar te rapen en aanstalten hebben gemaakt om uit zichzelf te vertrekken. Verzoeker voelt zich door de inzet van beveiliging te schande gemaakt.

Verweerder stelt meermaals te hebben gewaarschuwd en de inzet van beveiliging als laatste redmiddel te hebben gezien, ter voorkoming van verdere escalatie voor medewerkers en aanwezige bezoekers.

Ook ten aanzien van deze gang van zaken is het het woord van verzoeker tegen dat van verweerder. Vanwege het niet meer beschikbaar zijn van camerabeelden (zie hierna) is een en ander niet meer na te gaan.

De inzet van beveiliging is een zwaar instrument. De Ombudscommissie vindt het een omissie dat, als - zoals verweerder stelt - de inzet van beveiliging op 22 april 2024 het laatste redmiddel was, er geen enkele melding van is gemaakt of terug te vinden in het incidentenregister.

CCTV-beelden

Nog dezelfde dag van zijn afspraak op 22 april 2024 heeft verzoeker zijn klacht bij de gemeente ingediend. In die klacht verzoekt verzoeker aan de gemeente om de camerabeelden te verifiëren. Verzoeker herhaalt dit verzoek in zijn e-mailbericht van 16 mei 2024.

In e-mailberichten van 1 respectievelijk 2 mei 2025 gericht aan de Ombudscommissie stelde verweerder (klachtbehandelaar      ) dat, na “destijds” intern navraag te hebben gedaan, uit de camerabeelden niets viel af te leiden voor wat betreft de exacte uitlatingen in het betreffende gesprek. De camera's nemen alleen beelden op en geen geluid. Verder laat de gemeente weten dat de beelden maar 7 dagen bewaard blijven, tenzij er in die 7 dagen het verzoek wordt gedaan om ze langer te bewaren. In dat geval blijven de beelden maximaal 28 dagen bewaard.

De camerabeelden van 22 april 2024 zijn niet meer beschikbaar en kunnen niet meer worden achterhaald.

De vraag rijst waarom de gemeente, gezien het feit dat klager meteen op 22 april 2024 uitdrukkelijk een beroep deed op de camerabeelden, met klager daar niet over heeft gecommuniceerd. Uit de stukken volgt dat de gemeente daar pas over schrijft in haar brief van 15 september 2025. Uit het dossier volgt evenmin dat klager is geïnformeerd over de bewaartermijn en of de mogelijkheid om een verzoek te doen tot verlenging van deze termijn tot maximaal 28 dagen.

Gezien het onmiddellijke en nadrukkelijke beroep van klager op de camerabeelden op 22 april 2024 en herhaling daarvan op 16 mei 2024 is deze gang van zaken onbehoorlijk. Klager is daardoor in zijn bewijspositie benadeeld, los van wat of welke voor klager toegankelijke delen van de camerabeelden zouden hebben laten zien.

Het oordeel van de Ombudscommissie

  • Ten aanzien van de klacht van verzoeker met betrekking tot zijn afspraak en gesprek met de Afdeling Burgerzaken op 22 april 2024 over het registreren van zijn echtscheiding: de Ombudscommissie onthoudt zich van een oordeel.
  • Ten aanzien van de klacht van verzoeker met betrekking tot opschoning van zijn gemeentelijk profiel: de Ombudscommissie acht dit klachtonderdeel gegrond.
  • Ten aanzien van de klacht van verzoeker over het inschakelen van beveiliging op 22 april 2024: de Ombudscommissie onthoudt zich van een oordeel.
  • Ten aanzien van de klacht van verzoeker over de wijze waarop verweerder is omgegaan met het beroep van verzoeker op de CCTV-beelden van 22 april 2024: de Ombudscommissie acht dit klachtonderdeel gegrond.

 

Aanbevelingen

  • De inzet van beveiliging is een zware ordemaatregel. De Ombudscommissie beveelt de gemeente aan om in die gevallen, waarin een incident plaatsvindt en waarbij de inzet van beveiliging noodzakelijk wordt geacht, zorg te dragen voor aantekening daarvan in het incidentenregister.
  • In het kader van een klachtprocedure of juridische procedure kan een burger belang hebben bij inzage in of zekerstelling van CCTV-beelden. Als een burger dan niet weet dat hij recht heeft op inzage van de beelden en dat deze slechts gedurende 7 dagen respectievelijk 28 dagen worden bewaard, kan hij in zijn belang (bewijspositie) worden geschaad. De Ombudscommissie beveelt de gemeente aan om, wanneer een dergelijk belang voor een burger speelt of kan spelen en de burger een beroep doet op CCTV-beelden of daarnaar verwijst, de burger schriftelijk te informeren over zijn recht tot inzage, de termijn voor het indienen van een inzageverzoek of verlenging daarvan, de daaraan gestelde beperkingen en bewaartermijnen.
  • De afdeling klachtbehandeling van de gemeente kan ervoor kiezen om een klacht informeel (proberen) af te handelen. Als de uitkomst daarvan naar tevredenheid van zowel de gemeente als de klager is, volgt geen formele klachtbehandeling meer. Er ontstaat echter een grijs gebied, indien de klager het achteraf toch niet eens is met een informele afhandeling of de uitkomst ervan, of wanneer het voor de klager niet duidelijk was dat het dossier met deze informele afhandeling door de gemeente als gesloten wordt beschouwd. De Ombudscommissie beveelt de gemeente aan om in  alle gevallen de informele klachtbehandeling te formaliseren, door aan klager schriftelijk te bevestigen dat de informele klachtenbehandeling wordt afgesloten. Op nadrukkelijk verzoek van de klager kan alsnog een formele (eerstelijns) klachtbehandeling plaatsvinden en de gemeente zal vervolgens in de afdoeningsbrief dienen te verwijzen naar de mogelijkheid van een tweedelijns klachtbehandeling door de Ombudscommissie. 

 

Datum: 17 november 2025                                                                

Ombudscommissie Eindhoven