Rapport 18 augustus 2021: klachten over hulp door WIJeindhoven

Op 25 maart 2021 heeft verzoekster een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”). Verzoekster heeft haar casus geschetst en is het onder andere niet eens met de afhandeling van haar klacht door de bestuurder van WIJ Eindhoven op 17 december 2020, waarbij verwezen wordt naar de bevindingen van de Klachtadviescommissie van WIJ Eindhoven van 15 december 2020. Ook is zij het niet eens met het handelen en/of nalaten van (medewerkers) van andere organisaties. Verzoekster heeft haar klacht per e-mail nader toegelicht. Partijen zijn voorts uitgenodigd voor een hoorzitting die plaatsvond op 16 juni 2021.

Tijdens deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie aangegeven wat de beperkte bevoegdheid van de Ombudscommissie is (zie “Het toetsingskader” hieronder) en hebben partijen hun standpunten nader kunnen toelichten. Ook hebben partijen vragen van de Ombudscommissie beantwoord. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten. Op 17 juni 2021 heeft de Ombudscommissie het onderzoek heropend om verzoekster in de gelegenheid te stellen om een geluidsopname te verstrekken. Verzoekster heeft op 24 juni 2021 een toelichting gegeven en op 1 juli 2021 de opname verstrekt. Hierna is het onderzoek wederom gesloten.

Op 9 juli 2021 heeft de Ombudscommissie het Verslag van Bevindingen verzonden aan partijen en hen de gelegenheid geboden om binnen 14 dagen hierop te reageren. Dat betekent dat partijen uiterlijk op 23 juli 2021 correcties en aanvullingen konden indienen. De Ombudscommissie heeft voor het verstrijken van de termijn enkel een reactie van WIJ Eindhoven ontvangen. Op 19 juli 2021 heeft WIJ Eindhoven concreet aangegeven op welke wijze en ten aanzien van welke tekstregels haar standpunt in het Verslag van Bevindingen verduidelijkt moet worden. Deze opmerkingen zijn verwerkt in dit eindrapport. Verzoekster heeft pas op 27 juli 2021 gereageerd. Verzoekster geeft daarin aan dat ze voornemens was om op 9 juli 2021 te reageren maar dat zij pas op 27 juli 2021 zag dat haar bericht niet verzonden was. De Ombudscommissie is van oordeel dat, nog los van het feit dat de reactie te laat is ingediend, in deze reactie niet aangegeven wordt op welke punten het Verslag van Bevindingen tekort zou schieten en/of aanvullingen en/of correcties behoeft. Reeds hierom kan de reactie niet tot een wijziging leiden.

De Ombudscommissie meent thans een volledig beeld van de gang van zaken te hebben en komt in dit eindrapport tot haar bevindingen.

Het toetsingskader

De Ombudscommissie behandelt klachten van burgers in “de tweede lijn”. Dat betekent, kort gezegd, dat de Ombudscommissie slechts bevoegd is om een klacht te behandelen nadat deze eerst door, in dit geval, Wij Eindhoven zelf is behandeld. Dit heet ook wel het “kenbaarheidsvereiste” en volgt uit artikel 9:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht (“Awb”). Zoals hiervoor is opgemerkt, heeft de bestuurder van WIJ Eindhoven op 17 december 2020 de klacht als ongegrond afgedaan en verwezen naar de bevindingen van de Klachtadviescommissie van 15 december 2020. Hiermee is de klacht in de eerste lijn afgerond door WIJ Eindhoven en is de Ombudscommissie bevoegd om de klacht in de tweede lijn te behandelen.

Zoals ook tijdens de hoorzitting is besproken, mag de Ombudscommissie zich enkel uitlaten over de vraag of de klacht in de eerste lijn op behoorlijke wijze is afgedaan. De Ombudscommissie hanteert daarbij de behoorlijkheidswijzer van de Nationale Ombudsman. In dit geval is de behandeling dus beperkt tot de klachtafhandeling door de bestuurder van WIJ Eindhoven op 17 december 2020 en de bevindingen van de klachtadviescommissie van 15 december 2020 dat daar deel van uitmaakt. Eventuele klachtonderdelen die voor het eerst bij de Ombudscommissie naar voren zijn gebracht, zonder dat ze deel uitmaakten van of direct verband houden met de eerstelijns klacht bij WIJ Eindhoven, kunnen en mogen niet door de Ombudscommissie bij haar eindoordeel betrokken worden, omdat deze niet eerst door WIJ Eindhoven zijn behandeld.

Zoals ter zitting voorts is besproken, bevat het dossier van verzoekster diverse aspecten die niet alleen zien op het doen en/of nalaten van (medewerkers van) WIJ Eindhoven, maar ook op het doen en/of nalaten van (medewerkers van) andere organisaties of organisatieonderdelen buiten WIJ Eindhoven. De Ombudscommissie kan en mag deze klachtonderdelen niet betrekken bij haar oordeel in onderhavige zaak.

Dit alles maakt dat de Ombudscommissie slechts een deel van de stellingen van verzoekster kan behandelen. Tijdens de hoorzitting is daarom stil gestaan bij de vraag of er andere klachtprocedures elders lopen. Ook is verzoekster er op gewezen dat de Kinderombudsman een bredere bevoegdheid heeft dan de Ombudscommissie en verzoekster de gang naar de Kinderombudsman kan overwegen indien zij een integrale beoordeling van haar klachtdossier wenst.

Het verzoek en standpunt van verzoeker

Het verzoek van verzoekster van 25 maart 2021, dat nader onderbouwd is op 30 april 2021, 8 juni 2021, 17 juni 2021, 24 juni 2021 en 1 juli 2021, is gericht tegen het handelen en nalaten van WIJ Eindhoven. Het gaat om de veiligheids- en zorgsituatie waarin verzoekster en haar minderjarige zoon zich bevinden. Verzoekster geeft aan dat zij en haar zoon thans meer dan 4 jaar hulp krijgen van diverse instanties, waaronder WIJ Eindhoven, en dat hun veiligheid desondanks nog niet gewaarborgd is middels een veiligheidsplan. Dit zou mede veroorzaakt zijn doordat WIJ Eindhoven structureel afspraken niet na zou komen, geen verantwoordelijkheid neemt en zou wijzen naar andere instanties die betrokken zijn bij de casus van verzoekster en haar zoon, zonder de hand in eigen boezem te steken. Verzoekster wil pas verder spreken met WIJ Eindhoven als er eerst een veiligheidsplan ligt. Het veiligheidsplan is een eerste vereiste voor haar en haar zoon.

Verzoekster stelt tevens aan de orde dat haar voormalige casemanager X laakbaar gehandeld heeft. Verzoekster stelt daarbij dat zij -nadat ze geruime tijd gescheiden heeft moeten leven van haar minderjarige zoon- het initiatief heeft genomen om in juli 2020 samen met haar zoon een paar dagen op vakantie te gaan, zodat er wat rust in de situatie kwam. X heeft tijdens deze vakantie aan verzoekster per Whatsapp en per telefoon gevraagd waar zij op dat moment verbleven. Verzoekster heeft echter niet meegedeeld waar zij op dat moment verbleven vanwege haar veiligheid. Wel heeft ze aangegeven dat ze veilig is en dat haar vertrouwenspersoon X op de hoogte is van de locatie. X heeft desondanks een melding gemaakt die doorgeleid is aan Veilig Thuis. Ook merkt verzoekster op dat er een toezegging zou zijn gedaan dat de melding niet daadwerkelijk doorgezet zou worden, nu zij en haar zoon binnen enkele dagen weer teruggekeerd waren van vakantie en daarmee weer voldoende zicht bestond op de situatie van haar zoon.

Tot slot heeft verzoekster aangegeven dat er, bij de derde keer dat de Beschermtafel is ingeschakeld, leugens door WIJ Eindhoven en X in het bijzonder zijn verkondigd.

Gelet op vorenstaande, bestaat de klacht uit de volgende onderdelen:

  1.  WIJ Eindhoven komt structureel afspraken niet na, neemt geen verantwoordelijkheid en volstaat met het wijzen naar andere organisaties waardoor de schrijnende situatie van verzoekster en haar zoon in stand blijft;
  2. X heeft laakbaar gehandeld door geen genoegen te nemen met de verstrekte informatie over het verblijf van verzoekster en haar zoon tijdens hun vakantie en heeft ten onrechte een melding die doorgezet is aan Veilig Thuis gedaan;
  3. Deze melding is ondanks een toezegging om dat niet te doen, toch doorgezet aan Veilig Thuis;
  4. Door WIJ Eindhoven en X in het bijzonder zijn er, bij de derde keer dat de Beschermtafel is ingeschakeld, leugens verkondigd.
     

Het standpunt van WIJ Eindhoven

Ad1: Gelet op de complexiteit van de casus van verzoekster zijn er diverse partijen betrokken met ieder hun eigen bevoegdheid en taakverantwoordelijkheid. Zo zijn er diverse organisaties betrokken bij het veiligheidsaspect en bij het zorgaspect. WIJ Eindhoven kan niet namens andere organisaties handelen of regie voeren. WIJ Eindhoven heeft binnen haar rol in deze casus niet nalatig gehandeld en niet sec naar andere organisaties gewezen. Evenmin zijn er afspraken niet nagekomen of is er geen verantwoordelijkheid genomen. Zoals op pagina 2 en 3 van het verweerschrift van 28 oktober 2020 uiteen is gezet, heeft WIJ Eindhoven een actieve houding waarbij de regie gevoerd wordt op veiligheid en zorg. Zo is de casus onder regie van WIJ Eindhoven diverse keren opgeschaald, zijn er diverse multidisciplinaire overleggen geweest, is verzoekster met behulp van X geplaatst in een Blijf van mijn lijf huis en is er, nadat de werkrelatie tussen X en verzoekster verslechterde, gezorgd voor een andere casemanager (Y) Naar het oordeel van WIJ Eindhoven is er zorgvuldig en verantwoordelijk gehandeld.

Ad2: WIJ Eindhoven is van oordeel dat verzoekster op eigen initiatief een paar dagen met haar zoon op een onbekende bestemming heeft verbleven om tot rust te komen. Echter, tijdens het bel- en Whatsappcontact heeft verzoekster in het ongewisse gelaten waar zij en haar zoon zich op dat moment bevonden. Aangezien X vanuit Veilig Thuis de opdracht had gekregen om toe te zien op de veiligheid van de zoon van verzoekster, en deze zich op een onbekende plek bevond, heeft X in overleg met anderen en conform de lopende zorgafspraken de melding bij Veilig Thuis gedaan. X heeft dit aangekondigd door op 20 juli 2020 de voicemail van verzoekster in te spreken. Dit omdat verdere informatie vanuit verzoekster uitbleef. In de voicemail heeft X aangegeven dat het voor haar op deze manier niet mogelijk was de veiligheid te monitoren en dat zij met Veilig Thuis zou gaan overleggen over de vervolgstappen die zij zou gaan zetten.

Ad3: WIJ Eindhoven is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat deze toezegging is gedaan. Evenmin blijkt uit de herinnering van X dat deze toezegging gedaan is. Wij Eindhoven is er echter van overtuigd dat door X altijd naar eer en geweten en open en transparant is gehandeld.

Ad4: WIJ Eindhoven is van oordeel dat dit niet uit het dossier blijkt en betwist dat er leugens zijn verkondigd door Wij Eindhoven en door X in het bijzonder. WIJ Eindhoven wenst te benadrukken dat X zich absoluut niet herkent in de serieuze aantijgingen van verzoekster. Tijdens de zitting is niet concreet geworden welke leugens dit zou betreffen. Dit maakt het voor Wij Eindhoven moeilijk de uitspraken van verzoekster te weerleggen, want waar zou X dan precies over hebben gelogen? X wil graag extra benadrukken dat zij altijd naar eer en geweten en conform haar SKJ beroepscode heeft gehandeld.

WIJ Eindhoven heeft begrepen dat de Ombudscommissie een geluidsopname van verzoekster heeft ontvangen die haar relaas zou ondersteunen. Doordat WIJ Eindhoven deze geluidsopname niet heeft ontvangen, kan hier door WIJ Eindhoven niet op gereageerd worden.

Beoordeling door de Ombudscommissie

Ad1: De Ombudscommissie merkt op dat er sprake is van een complexe casus waarbij diverse organisaties betrokken zijn met ieder hun eigen bevoegdheid en taakverantwoordelijkheid. Dit leidt tot de situatie dat verzoekster niet één betrokken instantie kan aanspreken die op integrale wijze de behandeling van het dossier van verzoekster en haar zoon voor haar rekening neemt, maar dat verzoekster en haar zoon met diverse instanties te maken hebben. De Ombudscommissie kan zich goed voorstellen dat deze versnippering onduidelijkheid geeft over wat verzoekster van een betrokken partij kan en mag verwachten en deze werkwijze niet het meest optimaal is in haar complexe casus. Dit laat echter onverlet dat de Ombudscommissie in onderhavig geval moet toetsen of WIJ Eindhoven al dan niet binnen haar bevoegdheid en haar taakverantwoordelijkheid structureel afspraken niet nakomt, geen verantwoordelijkheid neemt en volstaat met het wijzen naar andere organisaties. De Ombudscommissie is van oordeel dat het dossier geen aanleiding geeft om hiertoe te concluderen. Zoals door beide partijen ter zitting naar voren is gebracht, is er veelvuldig contact geweest tussen WIJ Eindhoven en verzoekster en zijn er door de jaren heen diverse acties uitgezet, zoals ook uit het verweerschrift van 28 oktober 2020 volgt. Ook heeft verzoekster aangegeven dat, toen haar werkrelatie met X niet goed liep, er een nieuwe casemanager is aangesteld (Y) en dat het contact met deze nieuwe casemanager goed liep. De Ombudscommissie concludeert daarom tot ongegrondverklaring van dit klachtonderdeel.

Ad2: De Ombudscommissie is van oordeel dat uit het dossier en hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, genoegzaam is gebleken dat X onder andere als taak had om te zorgen dat zij in het kader van het veiligheidsaspect wist op welke locatie de zoon van verzoekster zou verblijven. Toen de locatie van verzoekster en haar zoon door de korte vakantie onbekend werd, heeft X enerzijds contact opgenomen met verzoekster om te vragen waar zij en haar zoon verbleven en is anderzijds in overleg getreden met andere betrokken hulpverleners om te bespreken hoe deze situatie beoordeeld moest worden. Toen de verblijfplaats van verzoekster niet werd prijsgegeven door verzoekster, heeft X in overleg de melding bij Veilig Thuis gedaan. Deze melding is vervolgens doorgezet. Gelet op de veiligheidsaspecten in het dossier en de taak die X had, is deze handelwijze zorgvuldig geweest. Echter, hoewel X met de beste bedoeling haar taak heeft willen vervullen, begrijpt de Ombudscommissie dat de melding en het doorzetten daarvan voor verzoekster blijkbaar als een verrassing is gekomen. De Ombudscommissie is van oordeel dat het doen van een melding en een doorzetting daarvan grote consequenties kan hebben voor betrokkene. Nu de communicatie hierover blijkbaar eenzijdig c.q. via een voicemailbericht is verlopen, waarbij er zou zijn aangegeven dat er nog overleg zou plaatsvinden over de vervolgstappen die gezet zouden worden, kan de Ombudscommissie zich voorstellen dat verzoekster zonder nadere communicatie verrast is dat de melding daadwerkelijk is gedaan en is doorgezet. De Ombudscommissie geeft daarom aan WIJ Eindhoven mee om in een toekomstig geval betrokkene direct en in niet mis te verstane woorden in een wederkerig (digitaal) gesprek te wijzen op de gevolgen van het niet delen van veiligheidsinformatie, zodat betrokkene op dat moment de mogelijke gevolgen voor het niet delen van informatie onder ogen ziet en kan betrekken bij de finale afweging om te volharden of om overstag te gaan. De Ombudscommissie is daarom van oordeel dat de behoorlijkheidsnorm Transparantie (de overheid is in haar handelen open en voorspelbaar, zodat het voor de burger duidelijk is waarom de overheid bepaalde dingen doet) geschonden is. Het klachtonderdeel is daarom gegrond.

Ad3: De Ombudscommissie merkt op dat uit het dossier en hetgeen ter hoorzitting naar voren is gebracht, niet is gebleken van een toezegging dat de melding niet (meer) gedaan zou worden. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Ad4 : De Ombudscommissie is van oordeel dat er sprake is van het ene woord tegen het andere woord ten aanzien van de vraag of er wel of geen leugens door WIJ Eindhoven of X zijn verkondigd bij de derde keer dat de Beschermtafel is ingeschakeld. Verzoekster gaf op de hoorzitting aan dat zij over een geluidsopname zou beschikken dat haar standpunt zou kunnen onderbouwen. Op 1 juli 2021 heeft verzoekster een geluidsopname verzonden aan de Ombudscommissie. Naar het oordeel van de Ombudscommissie onderbouwt deze geluidopname de stellingen van verzoekster niet. Uit de opname volgt niet waarover dan gelogen zou zijn of welke feiten ten onrechte of onjuist gepresenteerd zijn door WIJ Eindhoven of X in het bijzonder. Gelet op deze conclusie heeft de Ombudscommissie het niet zinvol geacht om deze opname voor een reactie voor te leggen aan WIJ Eindhoven, te meer nu deze opname privacy gevoelige informatie bevat en er terughoudend met de verspreiding moet worden omgegaan.

De Ombudscommissie komt tot de conclusie dat verzoekster haar stelling dat er sprake is van het verkondigen van leugens door WIJ Eindhoven of X bij de derde Beschermtafel niet genoegzaam heeft onderbouwd. Het klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

Eindhoven, 18 augustus 2021

De Ombudscommissie