rapport 2 januari 2020: klacht over uitblijven reactie gemeente en te lang laten liggen van een VOG

Eindrapport van de ombudscommissie Eindhoven met betrekking tot het verzoekschrift.

Het verzoek en de werkwijze van de Ombudscommissie Eindhoven

Op 13 november 2018 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”).  Verzoeker heeft aan de Ombudscommissie gevraagd zijn klacht te onderzoeken. Omdat de klacht te vaag was, heeft de Ombudscommissie diversen malen aan klager gevraagd om een nadere onderbouwing van zijn klacht en stukken aan te leveren. Toen in juli 2019 bleek dat klager geen dossier kon aanleveren, heeft de Ombudscommissie het dossier bij schrijven d.d. 26 juli  2019 bij de gemeente Eindhoven (hierna: “de gemeente”) opgevraagd en klager wederom in de gelegenheid gesteld om aanvullingen op het dossier in te dienen. Bij email d.d. 26 juli 2019 heeft de Ombudscommissie tevens aan klager aangegeven dat haar bevoegdheid beperkt is tot gedragingen die minder dan een jaar voor de datum van de eerste klacht (13 november 2018) hebben plaatsgevonden en overigens tot de bevoegdheden van de Ombudscommissie behoren. Zaken waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld, zullen op grond van het bepaalde in de artikelen 9:22 en 9:24 lid Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: “Awb”) niet worden onderzocht. Bij email d.d. 27 augustus 2019 heeft de Ombudscommissie na bestudering van het dossier vastgesteld dat naar haar oordeel slechts de volgende 2 klachtenonderdelen resteren:

  1. Het uitblijven van een reactie van xxxxxxxxx xxxxxxxxxx,
  2. Het te lang blijven liggen van de VOG bij de gemeente.

 Klager is in de gelegenheid gesteld om op deze vaststelling te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Awb, is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de gemeente eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste. De gemeente heeft bij schrijven d.d. 21 september 2018 de klacht afgehandeld en de Ombudscommissie heeft vastgesteld dat aldus aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan.

De Ombudscommissie toetst het handelen van de gemeente aan de hand van de behoorlijkheidswijzer (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).

Op 30 oktober 2019 zijn partijen uitgenodigd voor een hoorzitting. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de voorzitter van de Ombudscommissie  het onderzoek gesloten en meegedeeld dat de Ombudscommissie zich gaat beraden over het verzoek met betrekking tot de bovenomschreven twee zaken. De Ombudscommissie meent thans een volledig beeld van de gang van zaken te hebben en komt in dit verslag tot haar bevindingen. Partijen mogen voorts binnen twee weken reageren op dit verslag van bevindingen. De gemeente heeft bij email d.d. 28 november gereageerd op het verslag van bevindingen. Van klager is geen reactie ontvangen. Tot slot zal de Ombudscommissie een eindrapport opstellen en haar oordeel over het verzoek geven.

Volledigheidshalve merkt de Ombudscommissie op, dat, indien een bezwaar dan wel een beroep tegen een besluit kan worden ingediend, de Ombudscommissie niet bevoegd is een oordeel over het geschil uit te spreken.  Derhalve is de Ombudscommissie niet bevoegd een oordeel uit te spreken over de gang van zaken omtrent beslagleggingen, het vaststellen van de beslagvrije voet, het niet doorzetten van een bijstandsaanvraag door WijEindhoven en de gemeente en de vergoeding van de schade aan de klager ten gevolge van het handelen en nalaten van de gemeente.

Voor de volledigheid  merkt de Ombudscommissie op dat zij enkel over een klacht mag oordelen indien deze gaat over én een gedraging én over het handelen of nalaten van (een ambtenaar) van de gemeente.

Het standpunt van verzoeker

De gemeente heeft niet gereageerd op de brieven van klager en heeft zijn VOG te lang laten liggen, waardoor hij schade heeft geleden. Deze schade is inmiddels vergoed, dus de VOG kwestie kan als afgedaan worden beschouwd. Daarnaast is klager van mening dat xxxxxxxxx xxxxxxxx ten onrechte niet heeft gereageerd op zijn emailberichten d.d. 4 december 2018.

Standpunt van de gemeente

Gemeente wil in verband met het maken van geluidsopname door klager tijdens de hoorzitting niet mondeling reageren en biedt aan desgewenst schriftelijk op vragen van de Ombudscommissie te willen reageren. De gemeente stelt in haar reactie op het verslag van bevindingen, dat het op de weg van de Ombudscommissie had gelegen om klager geen toestemming te verlenen voor het maken van een geluidsopname, ter voorkoming van onjuiste beeldvorming en/of beschadiging van personen. Daarnaast stelt de gemeente dat het te lang laten liggen van de VOG door klager is gepresenteerd als een verzoek om schadevergoeding en om die reden niet als klachtonderdeel kan worden aangemerkt.

Voor het overige persisteert de gemeente bij haar stellingen, zoals verwoordt in haar schrijven d.d. 21 september 2018.

De beoordeling door de Ombudscommissie

De Ombudscommissie dient te beoordelen of de klachtenbehandeling jegens verzoeker behoorlijk is geweest.

De Ombudscommissie komt tot de volgende oordelen.

Ad a. De Ombudscommissie kan klager niet volgen in zijn stelling dat xxxxxxxxx Xxxxxxxxx niet heeft gereageerd op zijn email-berichten d.d. 4 december 2017. De Ombudscommissie stelt vast dat bij schrijven d.d. 5 december 2017 xxxxxxxxx Xxxxxxxxx onder verwijzing naar deze emailberichten inhoudelijk heeft gereageerd op deze emailberichten , waarbij tevens de termijn om gegevens te overleggen verlengd wordt naar 4 januari 2018. Bij schrijven d.d. 10 januari 2018 doet de gemeente bij monde van xxxxxxxxx Xxxxxxxxx wederom een verzoek om nadere gegevens.

T.a.v. dit onderdeel van de klacht luidt het oordeel: ongegrond

Ad b. Tijdens de hoorzitting is door klager al aangegeven dat deze kwestie naar genoegen is opgelost.

Klager stelde wel prijs op een oordeel van de Ombudscommissie.

De Ombudscommissie kan de gemeente niet volgen in haar stelling dat het hier enkel een verzoek om schadeloosstelling betreft. Door klager is aangegeven dat hij de onzorgvuldige behandeling van zijn VOG laakbaar vindt en vraagt over dit gedragsaspect terecht een oordeel van de Ombudscommissie.

Vaststaat dat de VOG van klager op 19 januari 2018 is binnengekomen bij de gemeente en dat eerst op 30 januari de ontvangst daarvan aan klager is bekend gemaakt. De gemeente heeft bij email d.d. 30 januari 2019 haar excuses voor de ontstane vertraging aangeboden. Tevens is klager eind november door de gemeente schadeloosgesteld. Aldus is naar het oordeel van de Ombudscommissie van onbehoorlijk handelen van de gemeente thans geen sprake meer. Een oordeel over de termijn van de schadeafhandeling onttrekt zich aan de bevoegdheid van de Ombudscommissie.

T.a.v. dit oordeel van de klacht luidt het oordeel: ongegrond.

Ten aanzien van het handelen van de Ombudscommissie met betrekking tot het al dan niet toestaan van een geluidsopname merkt de Ombudscommissie het navolgende op.

De Ombudscommissie is onafhankelijk en bepaalt derhalve zelf haar werkwijze, die ook is vastgelegd in haar werkinstructie. De Ombudscommissie legt over haar handelen desgewenst in algemene zin verantwoording af aan de gemeenteraad van Eindhoven op grond van artikel 5 Verordening Ombudscommissie Eindhoven. De gemeente of een van haar ambtenaren komt mitsdien geen enkele instructie- dan wel aanwijzingsbevoegdheid toe.

Eindhoven, 2 januari 2020

De Ombudscommissie Eindhoven