Rapport 6 maart 2019: klacht overgang beheer kinderboerderij

Verzoekster is het niet eens met de afhandeling van haar klachten door de gemeente bij brief van 18 juni 2018. Deze klachten richten zich tegen het handelen van de gemeente bij de overgang van de kinderboerderij aan het Philips van Lenneppark van de Gemeente Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) naar Stichting Eigen Wijs. Ook richt een groot deel van de klachten zich tegen de situatie die ontstaan is na deze overgang ten aanzien van de arbeidsplaats van de zoon van verzoekster en het dierenwelzijn.

Het verzoek

Op 20 juli 2018 heeft verzoekster een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Eindhoven (hierna: “de Ombudscommissie”), omdat verzoekster het niet eens is met de afhandeling van haar klachten door de gemeente bij brief van 18 juni 2018. Deze klachten richten zich tegen het handelen van de gemeente bij de overgang van de kinderboerderij aan het Philips van Lenneppark van de Gemeente Eindhoven (hierna: “de Gemeente”) naar Stichting Eigen Wijs. Ook richt een groot deel van de klachten zich tegen de situatie die ontstaan is na deze overgang ten aanzien van de arbeidsplaats van de zoon van verzoekster en het dierenwelzijn.

De werkwijze

De Ombudscommissie merkt op dat op 3 september 2018 geprobeerd is om de klachten informeel te behandelen. Er heeft toen een gesprek plaatsgevonden tussen verzoekster, de betrokken klachtbehandelaar van de Gemeente en de voorzitter van de Ombudscommissie. Partijen zijn er toen onderling niet uitgekomen. Verzoekster heeft daarop verzocht om een formele behandeling van haar klachten door de Ombudscommissie.

De secretaris van de Ombudscommissie heeft als gevolg hiervan partijen uitgenodigd op de hoorzitting van 21 januari 2019. Tijdens deze hoorzitting zijn beide partijen uitvoerig in de gelegenheid gesteld hun visie op deze kwestie toe te lichten en heeft de Ombudscommissie een aantal vragen gesteld. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de  plaatsvervangend-voorzitter van de Ombudscommissie het onderzoek gesloten en meegedeeld dat de Ombudscommissie zich gaat beraden over het verzoek. Op 19 februari 2019 heeft de Ombudscommissie het Verslag van bevindingen naar partijen gezonden. Partijen hebben twee weken de tijd gekregen om hierop te reageren. Verzoekster heeft enkele e-mailberichten overgelegd. De Gemeente heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben.

De Ombudscommissie komt hiermee tot dit eindrapport.

Het toetsingskader van de Ombudscommissie

Zoals volgt uit artikel 9:20 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: “Awb”), is de Ombudscommissie slechts bevoegd om een klacht te behandelen nadat de Gemeente eerst zelf de klacht behandeld heeft. Dit heet ook wel het kenbaarheidsvereiste.

De Ombudscommissie heeft vastgesteld dat verzoekster op 21 april 2018 de klachten bij de Gemeente heeft ingediend. Deze klachten zijn door de Gemeente bij brief van 18 juni 2018 afgehandeld. De Ombudscommissie kan dus, gelet op dit kenbaarheidsvereiste, alleen een oordeel geven over de wijze waarop de Gemeente de klachten die in deze brief staan heeft afgehandeld.

Voorts merkt de Ombudscommissie op dat de Ombudscommissie alleen klachten mag behandelen die gaan over gedragingen of nalaten van (ambtenaren en/of bestuurders) van de Gemeente. De Ombudscommissie kan zich bijvoorbeeld niet uitlaten over de rechtmatigheid van door de gemeenteraad vastgesteld beleid. Ook klachten die gaan over gedragingen van andere organisaties of personen mag de Ombudscommissie niet behandelen.

Volledigheidshalve merkt de Ombudscommissie op dat, indien een bezwaar dan wel een beroep tegen een besluit kan worden ingediend, de Ombudscommissie niet bevoegd is een oordeel over het geschil uit te spreken.

De Ombudscommissie toetst de klachten die zij wel mag behandelen aan de behoorlijkheidswijzer van de Nationale Ombudsman (www.nationaleombudsman.nl/behoorlijkheidswijzer).

De bevindingen van de Ombudscommissie

Het standpunt van verzoeker

De Ombudscommissie heeft kennisgenomen van het dossier en de ingekomen stukken tot en met het sluiten van de hoorzitting. Tijdens de hoorzitting is expliciet aan verzoekster gevraagd te omschrijven met welke onderdelen van de brief van 18 juni 2018 ze het niet eens is en waarom niet. Uit het dossier en hetgeen door verzoekster naar voren is gebracht tijdens de hoorzitting, zijn kort en zakelijk weergegeven de volgende klachten te onderscheiden:

  1. Bij de overgang van de kinderboerderij aan het Philips van Lenneppark door de Gemeente aan Stichting Eigen Wijs zijn afspraken gemaakt dat de beheerstaken niet alleen bij de overgang maar ook in de toekomst zouden worden uitgeoefend door medewerkers van ERGON (waaronder de zoon van verzoekster). Deze afspraak is niet nagekomen nu haar zoon na drie jaar niet meer werkzaam is op de kinderboerderij. De Gemeente heeft in haar brief van 18 juni 2018 uiteengezet dat de werkgarantie enkel bij de overdracht gegeven was. Verzoekster is het niet eens met dit standpunt en heeft een andere lezing van de stukken en toezeggingen die gedaan zijn.
  2. De Gemeente handelt volgens verzoekster in strijd met haar beleid ten aanzien van Social Return door mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt niet langer in te zetten op deze kinderboerderij.
  3. ERGON heeft volgens verzoekster ten onrechte de op de kinderboerderij ingezette medewerkers op een andere werkplek ingezet, zonder voldoende rekening te houden met hun wensen, capaciteiten en begeleidingsbehoefte.
  4. Verzoekster is tot slot van oordeel dat het dierenwelzijn door de Stichting Eigen Wijs thans onvoldoende geborgd is en de Stichting schulden heeft. Het beheer van de kinderboerderij laat dus te wensen over.

Standpunt van de gemeente

De Gemeente is van oordeel dat zij de klacht zorgvuldig heeft behandeld in haar brief van 18 juni 2018. De klachtbehandelaar heeft binnen de gemeente diverse bronnen onderzocht om tot een reconstructie van de overgang van de kinderboerderij te komen en heeft onderzocht wat wel en wat niet in dat kader zou zijn toegezegd. Zo heeft de klachtbehandelaar onderzoek gedaan naar uitlatingen die gedaan zijn in de vergadering van de gemeenteraad van 22 oktober 2013, navraag gedaan bij de verantwoordelijke wethouder en bij ambtenaren die betrokken waren bij de overgang van de kinderboerderij. Uit deze bronnen is gebleken dat er slechts toegezegd is dat bij overgang van de kinderboerderij er geen arbeidsplaatsen verloren zouden gaan. Nu de zoon van verzoekster drie jaar na de overdracht zijn werklocatie bij de kinderboerderij verloren heeft -maar overigens nog altijd werkzaam is via ERGON op een andere locatie binnen Eindhoven- is er in ieder geval voldaan aan de toezegging dat niet direct na de overdracht werkplekken verloren zouden gaan.

Ook heeft de klachtbehandelaar gezocht naar de aanwezigheid van schriftelijke overeenkomsten. Deze blijken niet voorhanden te zijn omdat er geen schriftelijke overeenkomst is opgesteld ten aanzien van de overgang. Volstaan is met een jaarlijkse offerte van Stichting Eigen Wijs gevolgd door een jaaropdracht door de gemeente met verwijzing naar de offerte. Op dezelfde manier werd het beheer door ERGON van de kinderboerderij in het verleden geregeld. In deze offerte staan evenmin nadere afspraken over de arbeidsplaatsen na de overgang van de kinderboerderij.

Ten aanzien van klachtonderdeel b wijst de Gemeente erop dat de Gemeente Social Return hoog in het vaandel heeft staan. Voor de afdeling Stads- en Gebiedsbeheer betekent dat, dat alle contractaannemers verplicht zijn om een bepaald percentage van het werk te laten verrichten door medewerkers van ERGON. Hier wordt streng op getoetst en dit gebeurt ook in de praktijk. In het geval van de kinderboerderij aan het Philips van Lenneppark is het echter niet de Gemeente maar Stichting Eigen Wijs die bepaalt met welke medewerkers wordt gewerkt. Het is aan hen om de detacheringsovereenkomst die zij hadden met ERGON wel of niet voort te zetten.

De Gemeente heeft erop gewezen dat verzoekster ook voor de klachtonderdelen c en d niet bij de Gemeente moet zijn. Wat er na de overdracht in dit kader is gebeurd, komt niet meer voor rekening van de Gemeente nu andere partijen (zoals Stichting Eigen Wijs en ERGON) hier zeggenschap over gehad hebben en zelfstandig beslissingen gemaakt hebben en mochten maken.

Wijze van beoordeling

De Ombudscommissie dient te beoordelen of de klachtbehandeling door de Gemeente jegens verzoekster behoorlijk is geweest. De Ombudscommissie hanteert daarbij hetgeen hiervoor uiteen is gezet.

De Ombudscommissie komt tot het volgende oordeel:

Ad a.

Door de Gemeente is aangegeven dat geen schriftelijke overeenkomst met Stichting Eigen Wijs is gesloten bij de overgang van de kinderboerderij van de gemeente naar de Stichting. Volstaan is met een jaarlijkse offerte van de Stichting gevolgd door een jaaropdracht door de gemeente met verwijzing naar de offerte. Op dezelfde manier werd het beheer door ERGON van de kinderboerderij in het verleden geregeld.

Uit de beantwoording van raadsvragen door Burgemeester en Wethouders op 22 oktober 2013 is slechts het volgende over dit onderwerp af te leiden:

**Bij de kinderboerderij blijven tal van mogelijkheden liggen voor re-integratie, om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in te zetten en mensen met een beperking. De gemeente zal zorgvuldig omgaan met de overgang van de huidige naar een nieuwe situatie. Er zullen geen banen verloren gaan** (beantwoording vraag 5) en tevens wordt aangegeven dat vanaf het begin van de opening van de kinderboerderij bij ERGON is aangegeven dat het gaat om een tijdelijk contract.** Op het moment dat er initiatieven ontstaan waardoor het beheer en onderhoud kan worden overgedragen heeft dit de voorkeur van de gemeente. Dit laat onverlet dat ERGON medewerkers, op basis van het raamcontract dat de gemeente met ERGON heeft op tal van plekken ingezet worden in de stad, waarbij hun kwaliteiten benut worden. ERGON is zelf actief in dit netwerk van stadslandbouw en dierenverzorging** (beantwoording vraag 6).

In een persoonlijk gesprek op 5 februari 2018 heeft ook de betrokken wethouder aan verzoekster meegedeeld dat er geen toezeggingen zijn gedaan ten aanzien van de continuering van de ERGON-dienstverbanden.

 

In de offertes en overeenkomsten van en met de Stichting wordt ook geen melding gemaakt van de inzet van ERGON-medewerkers. Er zijn mitsdien door de Ombudscommissie geen toezeggingen vast te stellen, dat de ERGON-dienstverbanden zouden worden gecontinueerd na overgang van de kinderboerderij. Overigens merkt de Ombudscommissie voor de goede orde nog op dat slechts verval van arbeidsplaatsen bij de overgang van het beheer naar Stichting Eigen Wijs is toegezegd en dat de detachering van de ERGON-medewerkers eerst na 3 jaar door het stichtingsbestuur is beëindigd. Dit stond de Stichting volkomen vrij als contractspartner van ERGON. De klacht is derhalve ongegrond.

Ad b, c en d.

Het Social Return-beleid is vastgesteld beleid van de Gemeente. De Ombudscommissie kan de inhoud van dit beleid als zodanig niet toetsen nu het geen gedraging betreft. Voorts ligt het handelen van Stichting Eigen Wijs en ERGON buiten de bevoegdheid van de Ombudscommissie zoals hierboven onder het kopje “Het toetsingskader van de Ombudscommissie” uiteen is gezet. De klachten zijn derhalve niet-ontvankelijk.

AANBEVELING

Ondanks dat de klachten van verzoekster ongegrond dan wel niet-ontvankelijk zijn verklaard, wenst de Ombudscommissie desondanks op te merken dat deze langlopende kwestie wellicht bekort of voorkomen had kunnen worden als er van meet af aan verwezen had kunnen worden naar een schriftelijke overeenkomst, waarin de gemaakte afspraken ondubbelzinnig vastgelegd waren. Daarmee had verzoekster direct gewezen kunnen worden op de reikwijdte van de gemaakte afspraken bij de overgang van de kinderboerderij. Aan de andere kant had zo’n schriftelijke overeenkomst de Gemeente een uitvoerige reconstructie met bevraging van diverse ambtenaren, jaren na dato, kunnen schelen. Voorts wordt met het vastleggen van afspraken in een schriftelijke overeenkomst informatie geborgd, waardoor deze ook voorhanden blijft indien betrokken ambtenaren in de toekomst niet meer werkzaam zouden zijn bij de Gemeente. Tenslotte merkt de Ombudscommissie op dat door schriftelijke vastlegging ook de bedrijfsvoering verbeterd wordt en de Gemeente daarmee vanuit juridisch oogpunt in een betere positie kan komen te verkeren om contractspartijen indien nodig aan te spreken op naleving van de gemaakte afspraken.

De Ombudscommissie beveelt de Gemeente dan ook aan om in de toekomst afspraken omtrent privatisering, met name als dit de burger raakt, ondubbelzinnig vast te leggen in schriftelijke overeenkomsten.

Eindhoven, 6 maart 2019

De Ombudscommissie Eindhoven